Nieuws
Publicatiedatum: 13 mei 2019 | Geschreven door: buromiddeldorp

Voorziening transitievergoeding kan niet zomaar

Met de nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) wordt het recht op een transitievergoeding verder verruimd tot medewerkers met tijdelijke contracten. Voor werkgevers met redelijk wat personeel groeit de kans dan ook dat zij transitievergoedingen moeten uitkeren. Toch mag een werkgever niet zomaar een boekhoudkundige voorziening voor deze transitievergoedingen treffen. Een voorziening is simpel gezegd geld van tevoren opzij zetten en dat alvast boeken als uitgave ten laste van de winst. De fiscus stelt daar volgens de rechter terecht nadere eisen aan.

Redelijk mate van zekerheid?

Dat blijkt uit een uitspraak van de Rechtbank Noord Nederland op 30 april. Daar lag de zaak voor van een ondernemer die in boekjaar 2014, al voorafgaand aan de komst van de Wet werk en zekerheid in 2015, een voorziening van € 80.000 had getroffen voor toekomstige transitievergoedingen. De werkgever vond dat er een ‘redelijke mate van zekerheid’ was dat werknemers in de toekomst zouden vertrekken en dat hij sommigen daarvan een transitievergoeding zou moeten uitbetalen.

Eisen boekhoudkundige voorziening

Die voorziening was door de belastinginspecteur aangevochten. En de rechter gaf de inspecteur gelijk, met als reden dat de er op het moment dat de ondernemer een voorziening trof (over boekjaar 2014) er nog geen concrete plannen waren om medewerkers te ontslaan. De rechtbank baseerde zich op het Baksteen-arrest van de Hoge Raad uit 1998. Daarin staan drie eisen aan het treffen van een boekhoudkundige voorziening: de oorsprong van de uitgaven moeten zich al voor de balansdatum hebben gemanifesteerd, toekomstige kosten moeten aan de periode worden toegekend waarin ze vallen en er moet een redelijke mate van zekerheid zijn dat die toekomstige kosten zich voordoen.